Deze tekst heb ik recent gebruikt voor een lezing over vrije software. De tekst gaat over wat dat softwaremodel is en wat het voor mijn school betekent. Ik schrijf ook nog iets over open standaarden omdat die minstens even belangrijk zijn. Verder wil ik lezers uitnodigen om mee na te denken over wat vrije software voor scholen kan betekenen en hoe de overheid daar een belangrijkere rol in kan spelen.
Vrije software
Vrije software is software die je vrij kunt gebruiken, bestuderen, doorgeven en verbeteren. Dat is dus eigenlijk hetzelfde als wat scholen horen te doen met kennis en vaardigheden: gebruiken, bestuderen, doorgeven, verbeteren. Vrije software is niet hetzelfde als gratis software en vrije software hoeft niet gratis te zijn. Google Docs is gratis, maar ver van vrije software. De Coronalert-app is vrije software, maar heeft de overheid wel wat geld gekost. Soms wordt vrije software ook open bron-software genoemd, wat ook niet klopt: niet alle openbronsoftware is vrij, maar vrije software is wel altijd open bron. Ingewikkeld? Het volstaat om de vier vrijheden voor ogen te houden om te kunnen blijven volgen: Gebruiken, bestuderen, doorgeven en verbeteren.
Misschien denk je dat het niet nodig is om software vrij te kunnen gebruiken, bestuderen, doorgeven of verbeteren, maar niets is minder waar. Het hele plaatje verandert immers wanneer je digitale objecten maakt met die software: tekeningen, ontwerpen, beelden, teksten, film, cijferlijsten, uurroosters, leerlingendossiers … Het plaatje wijzigt al helemaal wanneer je die zaken in een online platform wil bewaren of delen. Want dan wordt jouw werk, de online software waarmee je het maakt en de manier waarop je je werk deelt als het ware één geheel: je kunt jouw werk niet gebruiken zonder de software en zonder de internet-infrastructuur die gebruikt wordt om die te verwerken: een Prezi kun je niet zien zonder Prezi en in een Google Doc kun je niet samenwerken zonder Google Docs om maar een paar voorbeelden te noemen.
Stel: je bouwt een lessenreeks in een platform dat je vindt op het internet - al dan niet betalend. Dagen, weken werk, maar het loont: leerlingen zijn er blij mee, je ziet ze vooruit gaan, je hebt een overzicht van wat ze doen, hun vorderingen … iedereen gelukkig. Maar na een tijdje stopt de aanbieder van het platform er mee, of verhoogt zijn prijs stevig, of wijzigt de servicevoorwaarden zodat ze onaanvaardbaar worden - verplicht reclame bekijken bijvoorbeeld, of de aanbieder maakt misbruik van gebruikersgegevens. Misschien wordt de aanbieder vijandig overgenomen door een ander bedrijf die de software van het net haalt om zijn eigen product naar voor te schuiven. Kortom: het loopt mis. Wat dan? Dan ben je je werk kwijt of je verliest het wanneer je niet wil meegaan in de prijsstijging. Dit soort situaties gebeuren regelmatig. Misschien is het verdwijnen van ELOv het bekendste voorbeeld voor de onderwijswereld.
Als het platform vrije software is, dan kun je in dit geval op zoek naar een andere aanbieder, of je kunt je eigen server bouwen of huren het platform zelf aanbieden. Er zal concurrentie bestaan tussen aanbieders van hetzelfde platform en dat houdt de prijs redelijk en stabiel. Met andere woorden: er zijn nog opties.
Als de software vrij is, dan kan die bestudeerd worden en kan er ook gecontroleerd worden wat die software doet: wordt de privacy gerespecteerd? Worden gegevens veilig opgeslagen? Worden er geen gegevens doorgegeven aan derden? Problemen met de software kunnen gevonden en opgelost worden door enthousiaste gebruikers, specialisten of bedrijven die de software gebruiken voor hun dienstverlening, wat met onvrije software onmogelijk is.
De aanbieders van platformen op niet vrije software hebben echter veel voordelen om de software niet vrij aan te bieden: een stevige concurentiepositie - je kunt als klant immers niet weg, geen redelijke en stabiele prijzen nodig, geen technisch controle van veiligheid en privacy mogelijk. De controlemogelijkheid eindigt immers bij het lezen van het contract. Zo waterdicht als de sjoemelsoftware in bepaalde wagens. Zolang de markt geen vrije software eist of de overheid dit niet oplegt, zal er geen doorbraak van vrije software komen.
De evidente kritiek uit het bedrijfsleven is dat een softwarebedrijf niet kan overleven door software te maken en die dan gratis weg te geven. Door een populistische bril bekeken, is dat inderdaad waar. De verdiensten van bedrijven die open bronsoftware maken liggen niet bij het verhuren van de software, maar bij het aanpassen van een basisversie voor speciale noden, het voorzien van hosting, opleidingen, het maken van inhoud, het bieden van service enzovoort. Er zijn genoeg voorbeelden van bedrijven - ook Belgische - die dit als zakenmodel hebben en er goed geld mee verdienen. Zij zullen nooit zo rijk worden als Microsoft of Apple, maar je kunt je afvragen of dat nodig is en of de samenleving daar beter van wordt.
Bestaat er dan wel zo’n vrije software hoor ik sommige mensen denken? Wel, vrije software wordt heel veel gebruikt - vaak in combinatie met niet-vrije software: schattingen van 70 tot 90% van de webservers draaien op een vrij besturingssysteem, namelijk Linux - heel Facebook, Google, Amazon om maar iets te zeggen. . Je vindt Linux ook terug in Chromebooks, smartphones, TV’s, wifi access points, het ISS en de Mars helikopter. Linux is veruit het meest gebruikte besturingssysteem ter wereld en het is vrije software. Verder werkt ongeveer 1/3 van de websites met Wordpress. Ongeveer 1.5% gebruikt Drupal, een Belgisch product. 15% van de leeromgevingen wereldwijd gebruiken Moodle. Allemaal voorbeelden van vrije software. De lijst is erg lang.
Er zijn ook voorbeelden van vrije schoolsoftware: Moodle als leerplatform, H5P en Xerte om leerobjecten te maken, Geogebra voor Wiskunde en Scratch als ontwikkelplatform. Verder zijn er vrije schooladministratiepakketten zoals Rosariosis voor leerlingenbeheer en FET voor uurroosters.
Wij gebruiken op school Moodle sinds 2003. Het was mijn eerste kennismaking met vrije software. Gebruiken hoe je het wil, de hulpvaardige community er rond, de aanpasbaarheid, de publieke lijst van alle onopgeloste problemen (het ligt het aan mij of aan de software-vraagstuk opgelost), de publiek geschreven documentatie… Dit waren voor mij echte eye-openers. Zo kan het dus ook. Van toen af zijn we de school meer en meer gaan overzetten op vrije software. In 2011 hebben we ons Microsoft-contract opgezegd en zijn we ook voor de besturingssystemen van computers en servers volledig naar vrije software gegaan. Voor de administratie hebben we al een lange traditie van zelf geschreven software. Ons eerste puntenprogramma zag het licht in 1991 en we maken de meeste schooladministratiesoftware zelf, samen met een andere school uit de scholengemeenschap. Qua functionaliteit hebben we jaren voorsprong gehad op de commerciële systemen. Nu domineert vooral de flexibiliteit, onze onafhankelijkheid en het eigenaarschap van onze data als redenen om dit te blijven doen. Maar het is niet gemakkelijk.
Open standaarden
Naast vrije software is er nog een tweede belangrijk punt in diezelfde sfeer, en dat is het respecteren van open standaarden. Net zoals een stopcontact een open standaard volgt, kan ook de communicatie tussen software-systemen open standaarden volgen.
In het huidige educatieve software-aanbod - ik denk hier bijvoorbeeld aan de uitgeverijen, het archief voor het onderwijs en dergelijke - worden vaak twee opties aangeboden: aanmelden via Smartschool of manueel je gebruikers invoeren als je geen smartschool gebruikt. Enkele uitgeverijen ondersteunen ook aanmelden met een Microsoft- of Google-account. Maar er wordt geen open standaard aangeboden om leerlingen toegang te verschaffen en die zijn er nochtans genoeg. OpenID, SAML, Radius, Eduroam LTI misschien? Communicatie tussen systemen met open standaarden maakt het samenwerken tussen verschillende systemen makkelijk.
Vele bedrijven hebben er alle voordeel bij om dat niet aan te bieden, zodat je als gebruiker verplicht bent om binnen hetzelfde eco-systeem te blijven. Een beetje zoals je met bepaalde automerken alleen terecht kunt in de merk-garage voor onderhoud en herstellingen. Je keuzevrijheid wordt beknot om de positie van het bedrijf te versterken.
Rol van de overheid
En hier komen we aan bij de rol voor de overheid: via aanbestedingen, raamcontracten en desnoods reglementering zou geëist kunnen worden dat software vrij is en met elkaar samenwerkt via open standaarden. Vrije software-ontwikkeling zou ook een financiële impuls kunnen krijgen: publieke code met publiek geld. Het resultaat zou naast de verworven vrijheden ook een enorme financiële besparing opleveren, want software die al bestaat, moet niet opnieuw geschreven worden. Ik stel bij deze dan ook voor dat onze minister zijn 100 miljoen in die hoek gaat zoeken. Op licenties voor de digisprong alleen al zal onze school €190000 bespaard hebben wanneer die volledig uitgerold is door te kiezen voor Linux in plaats van voor Microsoft Windows. Als Linux goed genoeg is in het ISS en op Mars, dan zal het voor leerlingen ook wel kunnen dienen.
Open standaarden zouden werkdrukverlaging betekenen voor ICT-ers: de problemen met accounts bij uitgeverijen kosten ons in elk geval tientallen uren per jaar aan werk en probleemoplossing en veroorzaken heel veel frustraties bij leerlingen en leerkrachten wanneer er iets niet werkt.
Er zou een verrijking kunnen komen in het aanbod van platformen, zodat systemen beter afgestemd zijn op de noden van individuele scholen. Het zou een boost zijn voor de lokale informatica-industrie om oplossingen te bieden voor lokale problemen, voor het hosten en optimaliseren van schoolsoftware.
Het zou de uitwisseling van digitaal lesmateriaal vergemakkelijken als dit ontwikkeld wordt volgens educatieve open standaarden, zoals LTI.
En we lopen achter op onze buurlanden en op Walonië: Frankrijk, Duitsland, Zwitserland, Nederland, Noorwegen, … trekken volop de kaart van vrije software voor overheid en onderwijs. Moodle, Nextcloud, Matrix, LibreOffice zijn maar enkele systemen die daar volop uitgerold worden. Wij kunnen daar mee van genieten door ook deze systemen te gebruiken en ze te helpen verbeteren zodat ze ook aangepast zijn aan onze noden.
Conclusie
Dus om samen te vatten: vrije software geeft ons de mogelijkheid om de software aan te passen aan onze noden, om van leverancier te wisselen wanneer we willen en desnoods zelf onze problemen op te lossen. Het gebruik van vrije software bespaart veel geld. De privacy van leerlingen en personeel kan met vrije software gegarandeerd worden. Open standaarden geven ons de mogelijkheid die vrijheid te behouden en samenwerken te vergemakkelijken. Het zou fijn zijn mocht de overheid dit erkennen en de ontwikkeling en het gebruik van vrije software stimuleren in plaats van dit moeilijker te maken.