introductie

Ik werd als spreker gevraagd door Platform L: de expertisecel rond leraarschap van de KULeuven. Het onderwerp van hun studiedag was commercialisering in het onderwijs. Als school hebben wij in het Sint-Rita campus college een nogal uniek parcours bewandeld. Op het vlak van IT zijn wij namelijk vrij weinig gecommercialiseerd. Los van het feit of commercialisering een zegen of een vloek is voor het onderwijs, hoeft het geen noodzakelijk kwaad te zijn en die andere wou ik met deze presentatie tonen, met voor- en nadelen.

Evolutie van eigen software

Het niet meegaan in de commercialiseringsgolf was oorspronkelijk geen bewuste keuze, maar is gegroeid. Al van enkele jaren voor mijn tijd op het college, rond 1992, waren er enkele collega’s die begonnen te bouwen aan een elektronisch puntenboek. Wie lang geleden les gegeven heeft, herinnert zich allicht nog de papieren puntenboeken die overgeschreven moesten worden in papieren klasboeken, waar dan met de hand gemiddelden en totalen werden berekend. Dat werd dan overgenomen op het rapport voor de leerling en dan gearchiveerd en vergeten voor de eeuwigheid. Veel werk, veel fouten, weinig informatie. Het elektronisch verzamelen van punten maakte dat die verwerkt konden worden. We berekenden een cijferloopbaan van elke leerling. Dat instrument werd dan gebruikt tijdens leerlingenbesprekingen en deliberaties. We waren de digitalisering van het onderwijs toen 10 a 15 jaar voor. Van een dos-versie kwam een windows-versie, dan een client-server versie en rond het jaar 2000 hadden we een webversie, die uitgebreid werd met lesroosters, administratieve gegevens, dossier van leerlingen enz. Smartbit - het bedrijf achter Smartschool moest nog opgericht worden.

Kennismaking met vrije software

In 2003 installeerden we Moodle als leerplatform. Dat was mijn eerste kennismaking met vrije software. Vrije software is wat ik vandaag in het licht wil zetten als weg naar een controleerbare commercialisering en tegengewicht voor het hyper vrijemarktgebeuren dat we vandaag in het onderwijs zien.

Vrije software is software die komt met een licentie die je vier vrijheden geeft: je mag de software vrij gebruiken, bestuderen, doorgeven en verbeteren. Dat is dus eigenlijk software waarmee je hetzelfde mag doen als wat scholen en universiteiten horen te doen met kennis en vaardigheden, namelijk kennis en vaardigheden gebruiken, bestuderen, doorgeven en verbeteren. Je zou daarom kunnen zeggen dat vrije software de eerste keuze zou moeten zijn voor onderwijssoftware.

Misschien is het op dit moment niet slecht om even de kennis over licenties op te frissen. Public domain is de meest vrije licenties - alles mag, zoals met het recept van brood. De vrije softwarelicentie met de meeste beperkingen is AGPL: daarbij moet je bij wijzigingen aan de software dezelfde licentie behouden, ook als het om software as a service gaat. De minst vrije software is de private software: dat is software as a service die niet gepubliceerd is - denk aan GoogleDocs, Smartschool, Facebook, … dat is software waar niets van geweten is. Aan het andere spectrum van de niet-vrije software zien we de non commercial licentie. Hier vind je bijvoorbeeld software waarvan de broncode bestudeerd mag worden, maar niet aangepast, en software die niet verkocht mag worden, … Java valt hier bijvoorbeeld onder.

Vrije software is dus duidelijk niet hetzelfde als gratis software. Aan het schrijven en onderhouden van software zit immers een kost, al is de kostenstructuur anders dan die van gewone goederen. Software heeft een ontwerp- en onderhoudskost maar geen productiekost - er is geen materiaal voor nodig en de transportkosten van software zijn verwaarloosbaar.

Vrije software wordt vaak ontwikkeld in een softwaregemeenschap, die uit verschillende componenten kan bestaan. Vaak zijn het bedrijven, met werknemers, die hulp van vrijwilligers en andere bedrijven aanvaarden, soms zijn het enkel vrijwilligers of enkel bedrijven of andere combinaties. Vrije software kan, maar hoeft niet gratis te zijn. Google Docs is gratis, maar is ver van vrije software. De Coronalert-app - wie kent hem nog - was vrije software, maar heeft de overheid wel wat geld gekost. De browser “Firefox” is vrije software, maar wordt financieel bijgestaan door Google om monopoliepositie van Google Chrome te voorkomen. Linux is vrije software, maar de grootste bijdrager tot de kernel-code is tegenwoordig Microsoft omdat die het nodig hebben om het Azure platform, op te draaien. Gratis is dus niet het punt, het gaat om de vrijheden.

Soms wordt vrije software ook open bron-software genoemd, wat ook niet klopt: niet alle openbronsoftware is vrij, maar vrije software is wel altijd open bron. Ingewikkeld? Het volstaat om de vier vrijheden voor ogen te houden om te kunnen blijven volgen: Gebruiken, bestuderen, doorgeven en verbeteren.

Wat Moodle betreft gebruiken we dat, we bestuderen af en toe de code om er van bij te leren, we betalen geen licentiekosten - dat valt onder het vrij doorgeven - en we verbeteren de software door de Nederlandse vertaling te onderhouden, bugs te rapporteren, meedoen aan research enz. De hele wereld kan gratis meegenieten van onze kleine verbeteringen, net zoals wij kunnen meegenieten van het werk van anderen. Op onze Moodle-installatie staan bijvoorbeeld alle talen geïnstalleerd van de huistalen van onze leerlingen. Die zijn allemaal door vrijwilligers gemaakt. Moodle draait op een server die we van een bevriend telecombedrijf gekregen hebben. De enige kost is de elektriciteit.

Van Windows naar Linux

Naast het in huis gefabriceerde leerlingvolgsysteem, de vrije software die we als leeromgeving gebruikten, volgde er wat later nog een stap, weg van commerciële software.

Toen Windows XP uit faseerde, stonden we voor de aankoop van 300 nieuwe computers omdat onze oude hardware Windows 7 niet ondersteunde. We hebben toen onze oude hardware gehouden en hebben er Linux op geïnstalleerd in plaats van Windows 7. We hadden toen al wel wat ervaring met Linux servers en zelf had ik al een 5-tal jaar mijn laptop op Linux draaien. Linux kan op verouderde hardware met weinig geheugen draaien, dus dat is wat we deden. Weg met Windows-licencies, virusscanners, office-licenties, … wat een bevrijding aan administratie en een besparing in centen. Geen licentiecodes meer intypen, geen computers of gebruikers meer tellen, niet meer afwachten wat er nu weer aan de toenmalige KISS licenties gaat wijzigen. Gewoon installeren en gebruiken. De betrouwbaarheid van Linux hebben we er gewoon bijgekregen.

De oude desktops hebben nog jaren kunnen dienen. Ze zijn uiteindelijk afgevoerd omdat de grafische kaarten last hadden met het afspelen van video dat meer en meer gebruikt werd in pedagogische toepassingen.

Linux op de leerlinglaptops

Een 10-tal jaar geleden begonnen we met laptops voor leerlingen - BYOD. Alles toegestaan als het maar een ondersteund besturingssysteem had en een toetsenbord. We zochten voor alle gebruikte software een alternatief dat cross-platform en met een vrije softwarelicentie kwam, zodat alle leerlingen over alle nodige software gratis konden beschikken. We stelden zelf Linuxlaptops ter beschikking die ouders via de school konden kopen.

Toen de digisprong er aankwam hebben we dit omgegooid naar laptops in schooleigendom, met een uitdoofscenario van het BYOD-systeem. Ik vond het wel jammer, want al die verschillende toestellen en besturingssystemen was best interessant.

Schooleigen laptops kopen via een raamcontract was niet mogelijk. Laptops met Linux zit nu eenmaal niet de raamcontracten. Via een Europese aanbesteding kochten we 1000 toestellen met Linux certificaat en voorgeïnstalleerd voor et 1ste, 2de en 3de jaar. Vanaf volgend schooljaar zullen we 1650 leerlinglaptops en 160 leraarslaptops met Linux in huis hebben en onderhouden, plus nog wat secretariaatstoestellen, digital signage, servers, … een kleine 2000 toestellen allemaal met vrije software.

Drempels

We betalen op dit moment een licensiekost voor het boekhoudpakket, het uurroosterpakket en wisa voor het personeel. Ironisch genoeg zijn net dat uurroosterpakket en wisa de reden om nog enkele WindowsPC’s in huis te halen - met de betaalde software hebben we het meeste last. Al de rest draait op vrije software en grotendeels gratis. Alle servers hebben we gekregen. Daarmee hebben we een private cloud gebouwd om onze webapplicaties te draaien, laptops te beheren enzovoort.

De overheid

Tot zover hebben we voor onze IT dus niet zoveel last van commercialisatie in het onderwijs, en toch. We leven in Vlaanderen met onze vrije software wat op een eiland en de problemen van eilanden zitten aan de randen. Het uurroosterprogramma en Wisa, het ontbreken van raamcontracten heb ik al genoemd. Algemeen is het is als Vlaamse school niet zo gemakkelijk communiceren met die overheid. Om diploma’s, inschrijvingen, afwezigen en dergelijke door te geven, wordt er een platform “Discimus” genaamd gebruikt. Voor personeel is er een gelijkaardig platform “Edison”. Als interface worden enkel API’s aangeboden. Een API kun je begrijpen als een softwarestekker, waarmee je verschillende programma’s met elkaar kunt laten communiceren. Je moet dus met andere woorden als school zelf je software schrijven of software kopen om je school te kunnen doen draaien, want de overheid heeft enkel haar deel en de stekker gemaakt. Gelukkig doen ze het bij Taxonweb beter. Stel je voor dat je je eigen software zou moeten schrijven of kopen om je belastingsbrief ingevuld te krijgen. Er zijn maar een zeer beperkt aantal commerciële pakketten die met Discimus kunnen communiceren. En het aantal scholen die er in geslaagd is om software te maken om dat de doen, kun je op één hand tellen, misschien zelfs op één vinger.

Hoewel men bij Discimus behulpzaam is en open staat voor doe-het-zelvers, is het toch een erg hoge drempel die ervoor zorgt dat bestaande vrije softwareapplicaties voor schooladministratie in Vlaanderen niet kunnen gebruikt worden. (je weet wel, softwareprogramma’s die je vrij kunt gebruiken, bestuderen, doorgeven en verbeteren). Er zijn er namelijk geen waarvoor die typisch Vlaamse Discimus- en Edisonstekker geschreven is. Ik heb er geen idee van hoe die communicatie met de overheid in onze andere regio’s en in andere landen werkt.

De uitgeverijen

Een andere duw naar commercialisering zijn de uitgeverijen. Elke uitgeverij maakt zijn eigen leerplatform. Denk aan Diddit, Scoodle, Polpo, SofiaLearn, Pelkmans Platform, E-ducate.me, … ik vergeef het mezelf als ik er nog enkele vergeet. Ze hebben liefst een eigen aanmeldingssysteem, een eigen manier om leerlingen aan leraars en klassen te koppelen en voor de leerlingen telkens een compleet andere interface. Ik heb met verschillende van die uitgeverijen gesprekken gehad om daar aub mee op te houden en gewoon leerobjecten aan te bieden, die in een schooleigen leeromgeving kunnen getoond worden.

Gebrek aan gebruik van open standaarden

Leerobjecten kunnen aangeboden worden via open standaarden voor educatieve objecten. Die bestaan, net zoals er open standaarden bestaan om elektriciteit aan te bieden. Die leerobjecten kunnen via de open standaarden naar leerlingen verdeeld worden, met respect voor abonnementen of voorwaarden die uitgeverijen daar aan willen koppelen - het materiaal kan immers op hun toestellen blijven staan. Tevergeefs. De kosten van die nutteloze code wordt doorgerekend via de schoolboeken. Het is natuurlijk klantenbinding - vendor lock-in met een duurder woord. Leerkrachten worden uitgenodigd om materiaal aan te maken in het platform en leren er hun weg in kennen. Ze investeren in het platform. Die kennis en dat materiaal verliezen leerkrachten, mochten ze ooit van boek willen veranderen.

Stel je nu eens voor dat een leraar zijn zelfgemaakt materiaal bewaart in het platform van de school, dat al dat materiaal exporteerbaar is volgens een open standaard, zodat de leraar dat zelf kan bewaren en delen. Dat anderen dat materiaal kunnen bestuderen, verbeteren en op hun beurt doorgeven. Stel je voor dat het platform van de school vrije software zou zijn, zodat de leraar dat eventueel zelf kan opzetten en gebruiken, zodat zijn intellectuele eigendom altijd voor hem beschikbaar zou blijven en gedeeld kan worden …. Dat zou dus zomaar kunnen als scholen zouden gebruik maken van vrije software en open standaarden. De situatie nu is dat een leraar nauwelijks zeker is van één schooljaar voor de toegankelijkheid van zijn materiaal. Stopt de uitgeverij met het aanbieden van het platform - en daar zijn al enkele voorbeelden van - (ELOv, Disco) dan is het materiaal weg. Kiest de vakgroep voor een ander boek, de leraar wijzigt van school, … alles weg. Ik heb leraars materiaal zien verliezen omdat ze een account gemaakt hadden met een e-mailadres dat ophield te bestaan. Dat is ongelooflijk tijdverlies en heel frustrerend.

Mythes

Er hangen wat mythes rond vrije software. Vrije software zou moeilijk zijn, onveilig, gemaakt worden door hobbyisten, … Waar rook is, is vaak ook vuur, maar niet noodzakelijk een bosbrand.

Vrije software is niet moeilijker te gebruiken of te onderhouden dan andere software. De omschakeling naar Linux in onze school is bijna ongemerkt gebeurt. Het ziet er wat anders uit, maar het blijven computers natuurlijk. Wie vindt Android moeilijk? Dat is nochtans ook Linux… Er zijn nog 10-tallen andere Linux-varianten. Je kiest er gewoon eentje uit die je bevalt en die doet wat je nodig hebt.

Vrije software as a service kan door vele aanbieders verzorgd worden … Niet vrije software as a service, zoals bijvoorbeeld Smartschool, wordt door één bedrijf aangeboden. Als je niet tevreden bent over dat bedrijf (de prijs, hun dienstverlening), als dat bedrijf door een crisis in de problemen komt, … dan kun je nergens anders heen. Scholen zijn hiervan blijkbaar zo afhankelijk, dat het bedrijf tijdens de corona-crisis staatssteun moest krijgen Mocht dit vrije software zijn, dan kon die aangeboden worden door verschillende bedrijven. Dan kon je onderhandelen over de prijs, dan konden schokkende gebeurtenissen zoals een crisis door verschillende bedrijven opgevangen worden. Wij draaien bijvoorbeeld de vrije software Moodle in huis, maar er zijn honderden bedrijven die Moodle voor jou op hun servers aanbieden. Ben je niet tevreden, dan vraag je je back-up en je gaat op een ander of je doet het zelf. De software zelf wordt door die honderden bedrijven mee verbetert: zij hebben er immers alle baat bij dat die zo goed mogelijk is.

De veiligheid van vrije software wordt gegarandeerd door de vele ontwikkelaars die de code mee kunnen bekijken, er publiek kritiek kunnen op geven en verbeteringen voorstellen. In vrije software wordt je snel op je vingers getikt als je onveilige code publiceert omdat je niet beter weet. In closed source software kijken in het beste geval je collega’s mee over je schouders om te zien of je code veilig is.

Grote problemen zien we eerder bij de zeer grote IT-spelers. De Googles en de Microsofts van deze wereld worden minstens één keer per jaar veroordeeld voor het bedriegen van hun klanten of het niet correct omgaan met privé-gegevens. De huidige privacy-problemen met Google voor het onderwijs bijvoorbeeld zijn onwaarschijnlijk groot. Men moet hen het mes op de keel zetten om hen de privacy van onze leerlingen te laten respecteren. Er wordt niet genoeg naar de beschikbare alternatieven gekeken.

Maar Frankrijk investeert in Peertube - een vrije Youtube-alternatief, en Matrix - een vrij Whatsapp alternatief, Duitsland investeert in Nextcloud, een Google-docs-alternatief, … Vele scholen in Noord Italië, India, … draaien op Linux. Wallonië stelt Moodle ter beschikking van zijn scholen. Er beweegt wel wat. Maar hier in Vlaanderen blijft het helaas nog steeds stil. Ben??

Besluit

Dus voor mij is het gebruik van vrije software en open standaarden een no brainer. Ik zie het als een mogelijke oplossing naar meer vrijheid voor scholen en leraars, met opportuniteiten voor bedrijven, maar zonder de huidige monopolisering die er aan de gang is. Dat dit mogelijk is, bewijzen we in onze school elke dag. Het zou fijn zijn, mocht er van overheidswege wat meer hulp, sturing en vooral een duidelijke voorbeeldfunctie in die richting zou gebeuren. Dat zou bijvoorbeeld kunnen door clausules in overheidsopdrachten, door het zelf opzetten van softwaregemeenschappen, door het aanleveren van voorbeeldcode met een vrije licentie. Ook universiteiten, hogescholen, lerarenopleiding en andere partners kunnen hier hun rol spelen. De kwaliteit van het lesmateriaal en de schoolfinanciën zouden er wel bij varen.